Vroeggeboorte vindt plaats bij 7% van alle bevallingen, en is daarmee een belangrijke oorzaak van ziekte en sterfte van de pasgeborene. Promotieonderzoek van Femke Wilms bij Máxima Medisch Centrum toont aan dat bij een dreigende vroeggeboorte door o.a. het meten van de baarmoederhalslengte en het testen van foetaal fibronectine, het mogelijk is de zwangere te herkennen bij wie het risico op een vroeggeboorte op de korte termijn groot is. Bovendien kan bij vrouwen met een dreigende vroeggeboorte de timing van de toediening van corticosteroïden door artsen verbeterd worden, waardoor overbehandeling wordt voorkomen.
Van alle vrouwen die zich met een dreigende vroeggeboorte presenteren bevalt slechts een klein deel binnen zeven dagen na het ontstaan van de klachten. Uiteindelijk bevalt 50-70% na een zwangerschapsduur van 37 weken. Bij een dreigende vroeggeboorte kunnen een inwendig onderzoek, het meten van de baarmoederhalslengte met een inwendige echo en het testen van foetaal fibronectine in vaginaal vocht helpen de zwangere te herkennen bij wie het risico op een vroeggeboorte op de korte termijn groot is. Fibronectine komt door schade aan de placenta of vliezen vrij vóór de geboorte.
Het afwezig zijn van fibronectine sluit een vroeggeboorte binnen een week vrijwel uit. Een inwendig onderzoek zou de fibronectinetest minder betrouwbaar maken. Wilms toont in haar proefschrift echter aan dat in het Nederlandse verloskundig systeem, waar vaak eerst een inwendig onderzoek wordt verricht om een eerste risico-inschatting te maken voor verwijzing naar het ziekenhuis, de fibronectinetest betrouwbaar is. Daarbij blijken vrouwen die niet zijn bevallen na een periode van een dreigende vroeggeboorte een verhoogd risico te houden om te vroeg te bevallen.
Overbehandeling voorkomen
Een tweedaagse kuur corticosteroïden, gegeven aan de moeder voor de bevalling, verbetert de longrijping, waardoor overlevingskansen van te vroeg geboren baby’s toenemen. Het onderzoek toont aan dat het effect van corticosteroïden afneemt als er meer dan een week tussen de behandeling met corticosteroïden en de bevalling zit.
Bij vrouwen met een dreigende vroeggeboorte kan de timing van de toediening van corticosteroïden door artsen verbeterd worden door gebruik te maken van meten van de baarmoederhalslengte en de fibronectinetest in de voorspelling van een vroeggeboorte. Hierdoor wordt overbehandeling voorkomen.